Groen van Prinsterer?

Het leven van Guillaume Groen van Prinsterer (1801-1876) beslaat een groot deel van de negentiende eeuw, van de nasleep van de Franse Revolutie tot aan Bells uitvinding van de telefoon. Groen was politicus, historicus, briefschrijver, filantroop en activist.

Als politicus was Groen de grondlegger van de antirevolutionaire of christelijk-historische richting in Nederland. Zijn politieke werk vormde en versterkte de identiteit van het orthodox-protestantse deel van de Nederlandse bevolking. Ook zette hij de onderwijskwestie op de nationale agenda, een initiatief dat vele jaren na zijn dood leidde tot de publieke financiering van ‘bijzonder onderwijs’.

Als historicus droeg hij bij aan de vernieuwing van de geschiedschrijving door nauwkeurig bronnenonderzoek. Daarnaast ontwikkelde hij een specifieke protestantse visie op het ‘Nederlandse’ verleden. Daarnaast correspondeerde Groen middels duizenden brieven met ideologische vrienden en tegenstanders, droeg hij bij aan de Réveil-beweging, ageerde hij tegen slavernij, en behoorde hij samen met zijn vrouw Betsy tot de belangrijkste Haagse filantropen.

Anders dan in het geval van zijn liberale tegenhanger Thorbecke, zijn er wel vele studies gedaan naar Groens leven, maar is er geen omvattende wetenschappelijke biografie waarin Groens leven en werk van een historische interpretatie wordt voorzien.

Het doel van dit project is daarom een ‘integrale biografie’ te schrijven waarin de verschillende aspecten van Groens leven worden gethematiseerd. De belangrijkste invalshoek van dit project betreft de ‘deugdenbenadering’. Deze komt voort uit de ‘history of science’ en beoogt te focussen op de gemeenschappelijke factor in wetenschappelijke ‘ideeën’ en ‘praktijken’ en let ook op de raakvlakken tussen het professionele en persoonlijke leven van wetenschappers.

Algemeen uitgedrukt kan deze benadering toegepast worden om de inhoud van Groens denken te verbinden met de stijl en vorm van zijn optreden. Zo kunnen Groens opvattingen over politiek en geschiedenis in verband gebracht worden met respectievelijk de politieke cultuur van het parlement en de manier waarop in het Koninkrijk gediscussieerd werd over ‘vaderlandse’ geschiedenis. Ook biedt de nadruk op ‘deugden’ mogelijkheden om Groen als persoon, in al zijn veelzijdigheid, te bestuderen.